De volgende vragen leiden je stap voor stap door de tekst. De paginanummers horen bij de édition Louis Forestier, folio classique, Gallimard, 1973 et 1999.
De Frans-Pruisische Oorlog (1870-1871) zou leiden tot een overwinning van Pruisen en zijn bondgenoten en resulteren in de oprichting van het Duitse Keizerrijk, waarin de Duitse staten verenigd werden. Guy de Maupassant (1850-1893) maakte deze oorlog mee in zijn geboortestreek Normandië.
1. (p.31) Welk leger trekt zich hier terug? Hoe wordt het
beschreven?
2. (p.32, alinea 2) Wat wordt er gezegd van de soldaten?
4. (p.32, al.4) “La garde nationale” zorgt voor de
verdediging van de stad. Waarom is dat weinig hoopvol? En waarom zijn hun
uniformen en wapens plotseling verdwenen?
5. (p.33, al.1) Wie trekt zich als laatste terug?
6. (p.33, al 2) De burgers van de stad zijn bang dat de
Pruissen hun ……………… voor wapens aanzien.
7. (p.33, al 4) Hoe ligt de stad er bij?
Een ulaan is een lichtbewapende bereden soldaat in
enkele Europese legers.
La masse noire..deux
autre flots…se rejoignirent sur la place de l’Hôtel-de-Ville…Kortom :
de stad wordt overspoeld door ………legers die elkaar ontmoeten op…………
9. (p.34, al.2)
a. Waarom is de stem die bevelen schreeuwt “gutturale”? Hoe wordt dat in bovenstaande strip weergegeven?
b. Waar zijn de burgers?
c. (p.34, al.2 en p.35 al.1) Wat verwachten zij dat er gaat
gebeuren, of: waarmee vergelijken zij de komende catastrofe?
10. (p.35, al.2) Wat gebeurt er in het echt?
11. (p.35, al.3) Hoe gaan de burgers en de Pruisische
soldaten met elkaar om?
12. (p.36, al.2) De soldaten die de stad nu bevolken
zijn……………..(nationaliteit) Hun uniformen zijn …………….(kleur). Vorig jaar (l’année d’avant) zaten de
“officiers chasseurs” in de stad. Dat waren……………………. (nationaliteit)Voor de
burgers maakt dat eigenlijk geen verschil.
13. (p.36,
al.3) Il y avait cependant quelque chose
dans l’air…Wat dan ?
14. (p.36, al.4) Waar lijdt de bevolking wel onder ?
15. (p.36, al.5 en 37, al.1) Wie zijn de mariniers et les pêcheurs? Wat vinden
zij wel eens?
16. (p.37,
al.2) Wie zijn “prêts à mourir pour une
Idée » ? Wat vindt de schrijver van zo’n houding?
17. (p.37, al.3) Wat is een commerçant? Leg
uit: Quelques-uns avaient de gros
intérêts au Havre. Waarom kunnen ze daar niet naar toe ? Hoe
willen ze die stad toch bereiken ?
18. (p.37, al.4) Hoe komen ze aan een pas om de stad te
verlaten?
19. (p.37, al.5) Hoeveel mensen gaan er vertrekken? Hoe dan?
Welke dag is het? Hoe laat (min of meer)?
20. (p.38, al.1) Welk jaargetijde is het?
21. (p.38, al.2) Hoe laat is het?
22. (p.38, al.3) Om welke 2 redenen herkennen de wachtenden
elkaar nauwelijks? Merk op: de schrijver
vertelt ons ook niet wie het zijn. Drie herkennen elkaar wel. Waarom hebben ze
alle drie hun vrouw bij zich?
23. (p.38, al.4 en 39, al.1) De wachtenden zien niet veel.
Wat zien ze wel? Wat horen ze?
24. (p.39,
al.2) Tout bruit cessa. Vertaal.
25. (p.39, al.3) Wat voor weer is het ?
26. (p.39, al.4) L’homme
reparut,… Wie is hij en wat doet hij? Wat zegt hij tegen de wachtende
reizigers?
27. (p.39, al.5) De reizigers stappen in. ….(getal) kennen
we al heel vaag.
28. (p.40, al.2) De dames hebben petites chaufferettes bij zich en daarover gaat hun gesprek. Wat
zijn dat?
29. (p.40, al.3) Waarom worden er 6 paarden ingespannen?
30. (p.40, al.4) De koets komt toch met moeite vooruit. Aan
welke woorden kun je dat zien? Noem er drie.
31. (p.40,
al.5 en p.41, al.1) Mais le
jour…grandissait. Vertaal. Wat kunnen de reizigers (en wij !) nu
zien?
32. (p.41,
al.2 en verder t/m p.42, al.1,2,3) Dans
la voiture on se regardait curieusement. Geef een beschrijving van M.
et Mme Loiseau.
(ene M. Tourel heeft ooit een grapje over hem gemaakt en
gezegd dat ze het spel “Loiseau vole”= …………………………………. gingen spelen. De
eigenlijke naam van het spel is
“l’oiseau vole” = …………………………………..Waarom heeft de tekenaar in de strip hieronder voor de raaf gekozen?)
33. (p.42) Geef een beschrijving van M. et Mme (zie ook onderstaande strip) Carré-Lamardon.
34. (p.42 en 43) Geef een beschrijving van le comte et la comtesse Hubert de Bréville.
34. (p.42 en 43) Geef een beschrijving van le comte et la comtesse Hubert de Bréville.
35. (p.43,
laatste alinea en p.44, 1e alinea) …et la comtesse avait encore pour voisines deux bonnes soeurs…Beschrijf
die twee vrouwen.
36. (p.44,
al.2 en verder) …un homme et une femme
attiraient les regards de tous. Vertaal. Beschrijf die man. (zie ook onderstaande strip)
37. (p.45, al.2 en verder) Beschrijf die vrouw. Welk van de onderstaande plaatjes past het best bij de beschrijving? Waarom?
38. Wat vindt de verteller van haar? Aan welke woorden kun je dat zien?
38. Wat vindt de verteller van haar? Aan welke woorden kun je dat zien?
39. (p.45, laatste alinea en 46, 1e alinea) ...des chuchotements coururent parmi les les
femmes honnêtes… Vertaal. Hoort ze het ? Hoe reageert ze ?
40. (p.46, 2e alinea) Maak 2 kolommen (dames - fille) en verdeel daarover de volgende woorden: épouse, dignité, cette vendue, sans vergogne, L'amour légal, son libre confrère
41. (p.46, 3e alinea) Maak 2 kolommen (les trois hommes - Cornudet) en verdeel daarover de volgende woorden: conservateurs, argent, ton dédaigneux, pauvres, dégats et pertes, récoltes perdues, dix fois millionnaire, l'industrie cotonnière, six cent mille franc en Angleterre, tous les vins, une somme formidable.
42. (p.46, 4e alinea) Met welke woorden geeft de schrijver de verhouding tussen de drie mannen weer?
43. (p.47, 1e alinea) ...On commençait à s'inquiéter. Waarom?
44. zelfde alinea. un cabaret = een herberg. La diligence sombra = zakte weg. Hoe lang duurt dat?
45. (p.47, 2e alinea) Waarom is er geen industrie (hier: handel, kooplui) meer in de omgeving?
46. (p.47, 3e alinea) Waar gaan de heren nu eten zoeken?
47. (p.47, 4e alinea) Hoe laat is het nu?
48. (p.47, onderaan en p.48 bovenaan) bâiller = gapen. Ze gapen van de honger. Wat heeft dat met hun caractère, savoir-vivre en position sociale te maken? (zie bovenste 5 plaatjes van de strip hieronder)
49. (p.48, 2e alinea) Loiseau heeft zo'n honger dat hij zegt: "Je donnerais mille francs pour un jambonneau. " Vertaal. Terugkijkend naar vraag 41 begrijpen we hoe groot zijn honger is. Hij wekt wel de irritatie van zijn vrouw op.
50. (p.48, 3e alinea) Cornudet heeft wel iets te drinken bij zich, namelijk............ Deelt hij uit? Accepteren ze zijn aanbod?
51. Loiseau, enigszins opgewarmd, brengt een liedje over een scheepje (petit navire) ter sprake, waarin de opvarenden "mangent le plus gras des voyageurs". Vertaal. Hoe reageren de andere reizigers?
52. (p.49, 1e alinea) Het is drie uur, ruim voorbij lunchtijd! Wat haalt Boule de Suif uiteindelijk tevoorschijn?
53. (p.49, 2e alinea) Wat zit er in?
54. (p.49, 3e alinea) Hoe reageren de dames?
55. (p.49, 4e alinea) Hoe spreekt Loiseau haar aan (hoe noemt hij haar)?
56. (p.50, 1e alinea) Hoe antwoordt Boule de Suif?
57. (p.50, 1e alinea, laatste zin) Van wie komt de grand soupir de détresse?
58. (p.50, 2e alinea) Aan wie biedt BdS ook iets aan? Accepteren ze?
59. (p.50, 3e alinea) Loiseau travaillait dur. Wat doet hij dan?
60. (p.50, 3e alinea) Hoe spreekt hij over BdS?
61. (p.51, 2e alinea) une timbale = een beker. Wat is het probleem? Hoe lossen ze het op?
62. (p.51, 3e alinea) Wie eten er nog niet? ...souffrirent ce supplice odieux qui a gardé le nom de Tantale.
Tantalus is een figuur uit de Griekse mythologie. Tantalus werd door Zeus uitgenodigd om bij de Olympische goden te komen eten, maar hij stal nectar en ambrozijn, voedsel dat het geheim van onsterfelijkheid zou bevatten, opdat zijn vrienden het konden proeven. Toen hij op een dag de goden had uitgenodigd voor een banket schotelde Tantalus hun zijn in stukken gesneden zoon voor om te testen of zijn gasten wel degelijk alwetend waren. De goden ontdekten het direct en aten niets van het vlees. Alleen Demeter, at gedachteloos een stuk van Pelops' schouder op. Zeus stuurde Tantalus naar de onderwereld, om daar een eeuwigdurende marteling te ondergaan. Tantalus moest tot zijn kin in een poel water staan, maar telkens als hij dorst had en zijn lippen naar het water bewoog, zonk het weg in de aarde. Hongerig probeerde hij ook van de fruitbomen te plukken die juist boven hem hingen, maar tevergeefs: als hij bijna een stuk fruit had, stak er juist een harde wind op die de takken buiten zijn bereik blies.
40. (p.46, 2e alinea) Maak 2 kolommen (dames - fille) en verdeel daarover de volgende woorden: épouse, dignité, cette vendue, sans vergogne, L'amour légal, son libre confrère
41. (p.46, 3e alinea) Maak 2 kolommen (les trois hommes - Cornudet) en verdeel daarover de volgende woorden: conservateurs, argent, ton dédaigneux, pauvres, dégats et pertes, récoltes perdues, dix fois millionnaire, l'industrie cotonnière, six cent mille franc en Angleterre, tous les vins, une somme formidable.
42. (p.46, 4e alinea) Met welke woorden geeft de schrijver de verhouding tussen de drie mannen weer?
43. (p.47, 1e alinea) ...On commençait à s'inquiéter. Waarom?
44. zelfde alinea. un cabaret = een herberg. La diligence sombra = zakte weg. Hoe lang duurt dat?
45. (p.47, 2e alinea) Waarom is er geen industrie (hier: handel, kooplui) meer in de omgeving?
46. (p.47, 3e alinea) Waar gaan de heren nu eten zoeken?
47. (p.47, 4e alinea) Hoe laat is het nu?
48. (p.47, onderaan en p.48 bovenaan) bâiller = gapen. Ze gapen van de honger. Wat heeft dat met hun caractère, savoir-vivre en position sociale te maken? (zie bovenste 5 plaatjes van de strip hieronder)
49. (p.48, 2e alinea) Loiseau heeft zo'n honger dat hij zegt: "Je donnerais mille francs pour un jambonneau. " Vertaal. Terugkijkend naar vraag 41 begrijpen we hoe groot zijn honger is. Hij wekt wel de irritatie van zijn vrouw op.
50. (p.48, 3e alinea) Cornudet heeft wel iets te drinken bij zich, namelijk............ Deelt hij uit? Accepteren ze zijn aanbod?
51. Loiseau, enigszins opgewarmd, brengt een liedje over een scheepje (petit navire) ter sprake, waarin de opvarenden "mangent le plus gras des voyageurs". Vertaal. Hoe reageren de andere reizigers?
52. (p.49, 1e alinea) Het is drie uur, ruim voorbij lunchtijd! Wat haalt Boule de Suif uiteindelijk tevoorschijn?
53. (p.49, 2e alinea) Wat zit er in?
54. (p.49, 3e alinea) Hoe reageren de dames?
55. (p.49, 4e alinea) Hoe spreekt Loiseau haar aan (hoe noemt hij haar)?
56. (p.50, 1e alinea) Hoe antwoordt Boule de Suif?
57. (p.50, 1e alinea, laatste zin) Van wie komt de grand soupir de détresse?
58. (p.50, 2e alinea) Aan wie biedt BdS ook iets aan? Accepteren ze?
59. (p.50, 3e alinea) Loiseau travaillait dur. Wat doet hij dan?
60. (p.50, 3e alinea) Hoe spreekt hij over BdS?
61. (p.51, 2e alinea) une timbale = een beker. Wat is het probleem? Hoe lossen ze het op?
62. (p.51, 3e alinea) Wie eten er nog niet? ...souffrirent ce supplice odieux qui a gardé le nom de Tantale.
Tantalus is een figuur uit de Griekse mythologie. Tantalus werd door Zeus uitgenodigd om bij de Olympische goden te komen eten, maar hij stal nectar en ambrozijn, voedsel dat het geheim van onsterfelijkheid zou bevatten, opdat zijn vrienden het konden proeven. Toen hij op een dag de goden had uitgenodigd voor een banket schotelde Tantalus hun zijn in stukken gesneden zoon voor om te testen of zijn gasten wel degelijk alwetend waren. De goden ontdekten het direct en aten niets van het vlees. Alleen Demeter, at gedachteloos een stuk van Pelops' schouder op. Zeus stuurde Tantalus naar de onderwereld, om daar een eeuwigdurende marteling te ondergaan. Tantalus moest tot zijn kin in een poel water staan, maar telkens als hij dorst had en zijn lippen naar het water bewoog, zonk het weg in de aarde. Hongerig probeerde hij ook van de fruitbomen te plukken die juist boven hem hingen, maar tevergeefs: als hij bijna een stuk fruit had, stak er juist een harde wind op die de takken buiten zijn bereik blies.
63. (p.51, 3e alinea) Wat gebeurt er met la jeune femme du manufacturier (Mme Carré-Lamardon)?
64. (p.51, 3e alinea) Chacun perdit l'esprit (vertaal), behalve la plus âgée des bonnes soeurs. Wat doet die?
65. (p.51, onderaan) Hoe voelt BdS zich?
66. (P.52, 1e alinea) Hoe probeert Loiseau de vier laatste reizigers over te halen ook iets te eten?
67. (p.52, 2e alinea) Wie neemt uiteindelijk de beslissing?
68. (p.52, 3e alinea) Waarom wordt hier verwezen naar de Rubicon? Lees onderstaande tekst:
De Rubicon
is een riviertje van 29 kilometer lang in de Italie. Ten tijde van de
Romeinse Republiek was de Rubicon een grensrivier tussen Latium, dat
door de Senaat werd bestuurd, en de Romeinse provincie Gallia Cisalpina.
Het was in de Romeinse wet vastgelegd dat een generaal met een staand
leger de Rubicon niet mocht oversteken. De rivier werd bekend toen
Julius Caesar en zijn legioeneen in 49 v.C. de rivier zuidwaarts
overstaken na de verovering van wat Gallia Transalpina zou gaan heten,
waarmee de breuk met de Senaat een feit was. Een staatsgreep werd
daardoor onvermijdelijk. Caesar sprak bij deze oversteek de illustere
woorden alea iacta est ( de teerling is geworpen).
70. (p.53, 1e alinea) Waar praten ze over?
72. (p.53, 2e alinea) Wat vinden de anderen van haar verhaal?
73.
(p.54, 1e alinea) Cornudet begint af te geven op Napoleon (Bonaparte)
III. Hij is Republikein / Democraat en wil geen koning of keizer meer in
Frankrijk. Bovendien is deze keizer de oorlog aan het verliezen.
Cornudets politieke overtuiging is een een soort religie voor hem. (2e alinea) Hoe reageert BdS? Wie sust de ruzie?
74.
(p.54, onderaan) Volgens de schrijver zijn alle vrouwen voor een door
een sterke man geleide regering; daarom vinden de dames BdS opeens
sympathiek. Aan welke woorden zie je dat laatste?
75. (p.55, bovenaan) Waarom stokt het gesprek?
76. (p.55, 2e alinea) Hoe laat is het (ongeveer)? Wat delen de reizigers?
78. (p.55, 4e alinea) We zitten weer in de koets. Loiseau denkt iets te zien. Wat?
79. (p.55, laatste alinea). We zitten weer op de bok. Wat zien we?
80. (p.56, 2e alinea) We zitten weer in de koets. De deur wordt geopend. Wat horen we?
81. (p.56, derde alinea) Waarom durven ze niet uit te stappen? De koetsier schijnt met zijn lantaarn naar binnen. We kijken met hem mee. Wat zien we nu?
82. (p.56, vierde alinea) We zitten weer in de koets. Wie zien we naast de koetsier?
83. (p.57, eerste alinea) Foulez-fous tescendre, messieurs et tames? Vertaal. Waarom is het Frans zo raar?
84. (p.57, tweede alinea en derde ) Verdeel de volgende woorden over de personages: docile, prudent, poli, insolent, grave, hautain, tâchait de se dominer, dignité, révolte, souplesse, fière, résistance
les bonnes soeurs
le comte et la comtesse
le manufacturier et sa femme
Loiseau et sa femme
l'officier
Boule de suif
Cornudet
85. (p.57, laatste alinea) De officier controleert hun autorisation de départ. Wat staat daarop vermeld?
86. (p.58, alinea 3) Wat doen de reizigers terwijl de dienstmeisjes een maaltijd klaarmaken?
87. (p.58, alinea 4) Beschrijf de waard (herbergier). Waarom maakt hij snorkende geluiden? Hoe wordt dat in de strip weergegeven?
88. (p.58, alinea 4) Welke boodschap breng hij over?
89. (p.59, alinea 1) Hoe reageert BdS?
90. (p.59, alinea 2) Wat zegt de graaf tegen haar?
91. (p.59, alinea 3) Hoe reageren de andere reizigers?
92. (p.59, verder) Hoe reageert BdS als ze terugkomt?
93. (p.60, eerste alinea) Wat eten ze? Wat drinken ze?
94. (p.60, eerste alinea) Wat zijn de twee grote passies van Cornudet?
95. (p.60, tweede alinea) De waard en waardin eten aan dezelfde tafel. Waarmee vergelijkt de schrijver M.Follenvie? Waarom?
96. (p.60, tweede alinea) ...la femme ne se taisait jamais...Waar heeft ze het over?
97. (p.60 / 61) M.Follenvie doet enkele pogingen zijn vrouw tot zwijgen te brengen, maar tevergeefs. Haar betoog begint als gezeur, maar eindigt toch tamelijk filosofisch:
- Wat eten de Pruisen volgens haar?
- ...Et il ne faut pas croire qu'ils sont propres...Bovendien zijn ze...?
- Et si vous les voyiez...Wat doen ze de hele dag?
- S'ils cultivaient...Wat zouden ze beter kunnen doen?
- c'est une abomination de tuer des gens, qu'ils soient....Vertaal.
- Als je wraak (revenge) neemt, zegt ze, wordt je veroordeeld, maar als je in de oorlog zoveel mogelijk soldaten doodt, krijg je een decoratie. Zie 4 regels van onderen: wie zijn nos garçons? Voor M. et Mme Follenvie is het nos wel heel letterlijk: hun twee zoons zijn soldaat.
98. (p.62) Volgens Cornudet is er één goede reden om oorlog te voeren. Welke?
99. (p.62) Volgens Mme Follenvie kun je beter alle ............. doden die oorlog voeren voor hun plezier. Cornudet, de Republikein, reageert geestdriftig.
100. (p.62) M.Carré-Lamardon vindt dat de paysanne (in dit geval de waardin) blijk geeft van bon sens. Hij denkt echter niet aan de democratie of de landbouw. Wat wil hij vooral tot bloei brengen?
101. (p.62) Loiseau sluit ondertussen een deal met de waard. Wat is bordeaux?
102. (p.62, laatste alinea) Cependant Loiseau, qui avait observé les choses...Wat heeft Loiseau ook weer gezien in de koets (vrg.78)?
103. (p.63, 1e alinea) Vertaal: les mystères du corridor.
104. (p.63, tweede alinea) Na een uur ziet Loiseau BdS over de gang lopen, richting le gros numero (= deur met nummer 100 = wc, want ça sent = het stinkt, cent = 100). Wie komt er ook zijn kamer uit? Waarover krijgen ze woorden?
105. (p.64, 3e alinea) Loiseau, très allumé (= opgewonden)... kruipt bij zijn vrouw in bed.
106. (p.64, 4e alinea) Alors tout la maison devint silencieuse. Wat is het enige geluid dat je nog hoort?
107. (p.64, 5e alinea) Hoe laat willen ze de volgende dag vertrekken? Waar staat de koets? Wat is er mee?
108. (p.65, 1e alinea) De mannen lopen het dorp in, dat bezet is door Pruisische soldaten. Wat doet de eerste soldaat die de zien? en de tweede? En de derde?
109. (p.65, 1e alinea) ...les grosses paysannes...indiquaient...le travail...
Vertaal. Wat moeten de soldaten nog meer doen? Noem 1 ding.
110 (p.65, 2e alinea) De graaf ondervraagt de koster (le bedeau). Met welke woorden wordt de koster nog meer aangegeven? Staat de schrijver positief of negatief tegenover religieuzen?
111. (p.65. 2e alinea) Wat legt de koster uit?
112. (p.65, 3e alinea) Cornudet, indigné... waarom is hij "indigné"?
113. (p.66, 1e alinea) Waar ontdekken ze de koetsier? In wiens gezelschap is hij?
114. (p.66) Van wie heeft hij een bevel gekregen? Welk bevel?
115. (p.66, één-na-laatste alinea) Waarom kunnen de heren niet met M.Follenvie spreken?
116. (p.66, laatste alinea) Waarom kunnen ze niet met de Pruisische officier spreken?
79. (p.55, laatste alinea). We zitten weer op de bok. Wat zien we?
80. (p.56, 2e alinea) We zitten weer in de koets. De deur wordt geopend. Wat horen we?
81. (p.56, derde alinea) Waarom durven ze niet uit te stappen? De koetsier schijnt met zijn lantaarn naar binnen. We kijken met hem mee. Wat zien we nu?
82. (p.56, vierde alinea) We zitten weer in de koets. Wie zien we naast de koetsier?
83. (p.57, eerste alinea) Foulez-fous tescendre, messieurs et tames? Vertaal. Waarom is het Frans zo raar?
84. (p.57, tweede alinea en derde ) Verdeel de volgende woorden over de personages: docile, prudent, poli, insolent, grave, hautain, tâchait de se dominer, dignité, révolte, souplesse, fière, résistance
les bonnes soeurs
le comte et la comtesse
le manufacturier et sa femme
Loiseau et sa femme
l'officier
Boule de suif
Cornudet
85. (p.57, laatste alinea) De officier controleert hun autorisation de départ. Wat staat daarop vermeld?
86. (p.58, alinea 3) Wat doen de reizigers terwijl de dienstmeisjes een maaltijd klaarmaken?
87. (p.58, alinea 4) Beschrijf de waard (herbergier). Waarom maakt hij snorkende geluiden? Hoe wordt dat in de strip weergegeven?
89. (p.59, alinea 1) Hoe reageert BdS?
90. (p.59, alinea 2) Wat zegt de graaf tegen haar?
91. (p.59, alinea 3) Hoe reageren de andere reizigers?
92. (p.59, verder) Hoe reageert BdS als ze terugkomt?
93. (p.60, eerste alinea) Wat eten ze? Wat drinken ze?
94. (p.60, eerste alinea) Wat zijn de twee grote passies van Cornudet?
95. (p.60, tweede alinea) De waard en waardin eten aan dezelfde tafel. Waarmee vergelijkt de schrijver M.Follenvie? Waarom?
96. (p.60, tweede alinea) ...la femme ne se taisait jamais...Waar heeft ze het over?
97. (p.60 / 61) M.Follenvie doet enkele pogingen zijn vrouw tot zwijgen te brengen, maar tevergeefs. Haar betoog begint als gezeur, maar eindigt toch tamelijk filosofisch:
- Wat eten de Pruisen volgens haar?
- ...Et il ne faut pas croire qu'ils sont propres...Bovendien zijn ze...?
- Et si vous les voyiez...Wat doen ze de hele dag?
- S'ils cultivaient...Wat zouden ze beter kunnen doen?
- c'est une abomination de tuer des gens, qu'ils soient....Vertaal.
- Als je wraak (revenge) neemt, zegt ze, wordt je veroordeeld, maar als je in de oorlog zoveel mogelijk soldaten doodt, krijg je een decoratie. Zie 4 regels van onderen: wie zijn nos garçons? Voor M. et Mme Follenvie is het nos wel heel letterlijk: hun twee zoons zijn soldaat.
98. (p.62) Volgens Cornudet is er één goede reden om oorlog te voeren. Welke?
99. (p.62) Volgens Mme Follenvie kun je beter alle ............. doden die oorlog voeren voor hun plezier. Cornudet, de Republikein, reageert geestdriftig.
100. (p.62) M.Carré-Lamardon vindt dat de paysanne (in dit geval de waardin) blijk geeft van bon sens. Hij denkt echter niet aan de democratie of de landbouw. Wat wil hij vooral tot bloei brengen?
101. (p.62) Loiseau sluit ondertussen een deal met de waard. Wat is bordeaux?
102. (p.62, laatste alinea) Cependant Loiseau, qui avait observé les choses...Wat heeft Loiseau ook weer gezien in de koets (vrg.78)?
103. (p.63, 1e alinea) Vertaal: les mystères du corridor.
104. (p.63, tweede alinea) Na een uur ziet Loiseau BdS over de gang lopen, richting le gros numero (= deur met nummer 100 = wc, want ça sent = het stinkt, cent = 100). Wie komt er ook zijn kamer uit? Waarover krijgen ze woorden?
105. (p.64, 3e alinea) Loiseau, très allumé (= opgewonden)... kruipt bij zijn vrouw in bed.
106. (p.64, 4e alinea) Alors tout la maison devint silencieuse. Wat is het enige geluid dat je nog hoort?
107. (p.64, 5e alinea) Hoe laat willen ze de volgende dag vertrekken? Waar staat de koets? Wat is er mee?
108. (p.65, 1e alinea) De mannen lopen het dorp in, dat bezet is door Pruisische soldaten. Wat doet de eerste soldaat die de zien? en de tweede? En de derde?
109. (p.65, 1e alinea) ...les grosses paysannes...indiquaient...le travail...
Vertaal. Wat moeten de soldaten nog meer doen? Noem 1 ding.
110 (p.65, 2e alinea) De graaf ondervraagt de koster (le bedeau). Met welke woorden wordt de koster nog meer aangegeven? Staat de schrijver positief of negatief tegenover religieuzen?
111. (p.65. 2e alinea) Wat legt de koster uit?
112. (p.65, 3e alinea) Cornudet, indigné... waarom is hij "indigné"?
113. (p.66, 1e alinea) Waar ontdekken ze de koetsier? In wiens gezelschap is hij?
114. (p.66) Van wie heeft hij een bevel gekregen? Welk bevel?
115. (p.66, één-na-laatste alinea) Waarom kunnen de heren niet met M.Follenvie spreken?
116. (p.66, laatste alinea) Waarom kunnen ze niet met de Pruisische officier spreken?